Uloboridae (Wielwebkaardespinnen)

In tegenstelling tot de andere in Europa voorkomende spinnenfamilies hebben de Uloboridae geen gifklieren en zijn daarmee dus uniek. Hierdoor doen ze er aanzienlijk langer over om de prooi in te spinnen. Daarnaast onderscheiden ze zich door een plaatselijk zeer dichte, witte, viltachtige beharing, waardoor het lijkt of ze bestoven zijn met poeder. In Europa komen tien soorten voor, waarvan één soort (Uloborus plumipes) in Noord–Europa alleen in kassen en tuincentra is te vinden.


Genus Hyptiotes

Deze kleine, maar stevig gebouwde spinnen maken een bijzonder driehoekig web dat de spin via de signaaldraad aan de punt vasthoudt. Wanneer een prooi in het web terechtkomt laat de spin de signaaldraad vieren waardoor het web losser wordt en om de prooi heen klapt. De mannetjes hebben opvallend grote palpen, die samen bijna net zo groot zijn als het carapax. De ogenstand van de spinnen is ook bijzonder te noemen. Ze staan niet in rijen en allemaal vrij ver naar achteren en wijd uit elkaar. De grotere, iets uitstekende, achterste ogen staan zelfs midden op het carapax.


Genus Uloborus

Uloborus maakt evenals de Araneidae (Wielwebspinnen) een regelmatig wielweb, met het verschil dat het bijna horizontaal is gebouwd en op de vangdraden geen kleefdruppels, maar kaarddraden heeft. Daarnaast bevat het web twee tot vier vlakke spinselbanden (stabilimenta), die ook in de webben van Argiope– en Cyclosasoorten voorkomen. Na de paring in het voorjaar maakt het vrouwtje een opvallend lange eicocon, die een stuk groter is dan zijzelf. De jonge spinnetjes komen nog diezelfde zomer uit.