Woordenlijst

Abdomen
Dit is het achterste deel van het spinnenlichaam. Hierin bevinden zich o.a. het hart, de luchtwegen, een deel van de spijsverteringsorganen en de voortplantingsorganen.

Carapax
Dit is het voorste deel van het spinnenlichaam. Hierin bevinden zich o.a. de hersenen, gifklieren en een deel van de spijsverteringsorganen.

Cheliceren
Dit zijn de kaken van de spin. Aan de onderkant van deze kaken bevinden zich de giftanden.

Clypeus
De clypeus is bij spinnen het gebied tussen de grote voorste ogen en de bovenkant van de cheliceren. Dit gebied wordt ook wel het voorhoofd genoemd.

Coxa (meervoud: coxae)
Dit is het bovenste segment van een spinnenpoot. Dit wordt ook wel de heup genoemd.

Embolus
Dit slanke deel van de mannelijke palp gebruikt de spin om het sperma in de geslachtsopening van het vrouwtje te brengen.

Epigyne
Dit is het verharde, uitwendige gedeelte van de gelachtsopening van het vrouwtje. De vorm en bouw hiervan is soortspecifiek.

Europese Zwarte Weduwe (Latrodectus tredecimguttatus)
Deze spin is familie van de bekende (en beruchte) Amerikaanse en Australische Zwarte Weduwe. Ze is iets minder gevaarlijk dan haar familieleden.

Femur (meervoud: femora)
Dit is het bovenste lange segment van een spinnenpoot, ook wel het bovenbeen genoemd. De korte heup zit hier nog boven.

Hartvlek
Dit is een langwerpige vlek op de voorkant van de bovenzijde van het achterlichaam van sommige spinnen. De vlek heet zo omdat, het hart eronder ligt.

Kaarddraden
Dit zijn de wollige draden die gemaakt zijn door kaardende spinnen. Deze spinnen hebben een cribellum of zeefplaat aan de bovenkant van de spintepels waarmee zeer fijne spindraden gemaakt kunnen worden. Doordat deze draden zo fijn zijn (ca. 0,015 µm) lijkt het spinsel van deze draden blauw. Deze draden worden met behulp van een soort kam op het derde of vierde pootpaar, het calamistrum, uitgekamd over het web.

Kaarden
Sommige spinnen hebben een cribellum of zeefplaat aan de bovenkant van de spintepels waarmee zeer fijne spindraden gemaakt worden. Doordat deze draden zo fijn zijn (ca. 0,015 µm) lijkt het spinsel van deze draden blauw.Deze draden worden met behulp van een soort kam op het derde of vierde pootpaar, het calamistrum, uitgekamd over het web. Dit heet kaarden.

Kaardespinnen
Deze spinnen hebben een cribellum of zeefplaat aan de bovenkant van de spintepels waarmee zeer fijne spindraden gemaakt kunnen worden. Doordat deze draden zo fijn zijn (ca. 0,015 µm) lijkt het spinsel van deze draden blauw.Deze draden worden met behulp van een soort kam op het derde of vierde pootpaar, het calamistrum, uitgekamd over het web.

Kaardewol
Dit is het geheel van wollige draden dat gemaakt is door kaardende spinnen. Deze spinnen hebben een cribellum of zeefplaat aan de bovenkant van de spintepels waarmee zeer fijne spindraden gemaakt kunnen worden. Doordat deze draden zo fijn zijn (ca. 0,015 µm) lijkt het spinsel van deze draden blauw.Deze draden worden met behulp van een soort kam op het derde of vierde pootpaar, het calamistrum, uitgekamd over het web.

Macaronesië
Ook wel bekend als de Macaron Eilanden. Deze bestaan uit de Canarische Eilanden, Kaapverdië, Azoren, Madeira inclusief Porto Santo en de Ilhas Desertas en Ilhas Selvagens.

Metatarsus (meervoud: metatarsi)
Dit is het, van boven vandaan, zesde en voorlaatste segment van een spinnenpoot. Dit wordt ook wel de middenvoet genoemd.

Palpen (formeel: pedipalpae)
Dit zijn de twee voorste kleine ‘pootjes’ van de spin, ook wel tasters genoemd. De mannetjes gebruiken ze om hun sperma bij het vrouwtje in te brengen. Bij hen zijn ze dan ook vaak groter en dikker. Ook zijn ze soortspecifiek; ze passen als een sleutel op een slot. Verder hebben ze een functie bij het eten en de voortbeweging van de spin.

Patella (meervoud: patellae)
Dit is het, van boven vandaan, vierde segment van een spinnenpoot. Dit wordt ook wel de knieschijf genoemd.

Petiolus
De petiolus, ook wel pedicel of achterlijfsteel, is het verbindingsstuk tussen het carapax en het abdomen. De darmen, zenuwen en bloedvaten lopen hier doorheen.

Pootpaar I
Dit is het voorste paar poten van de spin.

Pootpaar II
Dit is het, vanaf de voorkant, tweede paar poten van de spin.

Pootpaar III
Dit is het, vanaf de voorkant, derde paar poten van de spin.

Pootpaar IV
Dit is het achterste paar poten van de spin.

Rastellum
Dit is een rij stevige stekels aan de binnenkant van de cheliceren van vogelspinachtige families (Mygalomorphae). De spinnen gebruiken deze structuur om hun holen te graven.

Scutum
Dit is een verharde, vaak glimmende plaat op het achterlichaam van sommige (mannelijke) spinnen.

Spintepels
Deze uitstulpingen zitten aan de achterkant van het lichaam van de spin. Via deze organen komt de spinnenzijde, die overigens gemaakt wordt in de spinklieren, naar buiten. De grootte en vorm is vaak familiespecifiek of zelfs genusspecifiek.

Stabilimentum
Dit is een spinselband of spiraal met een zigzag patroon in het midden van wielwebben. De functie is tot nu toe onduidelijk, maar mogelijkheden zijn camouflage, aantrekking van prooien, afweer of signalering voor vogels zodat ze niet door het web heen vliegen. De functie verschilt wellicht per soort.

Sternum
Dit is de onderkant van het voorlichaam van de spin. Het heeft bij sommige spinnen een bepaald patroon waaraan de soort herkend kan worden.

Tarantisme
Vermeende vergiftiging door de beet van Lycosa tarantula; in de 11e eeuw voor het eerst beschreven. De met heftige danswoede gepaard gaande ‘ziekte’ kwam vooral voor in het Zuid-Italië van de 15e t/m 17e eeuw. Een oorzaak is niet bekend, maar mogelijk was de hitte (het kwam altijd voor in de zomer) de boosdoener of was het een hysterisch fenomeen gerelateerd aan de dansrage in de Middeleeuwen waar het ook weleens mee verward werd. De dans die als behandeling werd gezien wordt ‘Tarantella’ genoemd en bestaat in vele vormen.

Tarsus (meervoud: tarsi)
Dit is het, van boven vandaan, zevende en laatste segment van een spinnenpoot. Dit wordt ook wel de voet genoemd.

Tibia (meervoud: tibiae)
Dit is het, van boven vandaan, vijfde segment van een spinnenpoot. Dit wordt ook wel de scheen genoemd.

Tibiale apofyse
Deze uitstulping of uitstulpingen aan de tibia van de mannelijke palp is/zijn waarschijnlijk bedoeld om de mannelijke taster te positioneren en vast te zetten tijdens de paring.